woensdag 16 juli 2025

Empire of the Summer Moon



De reputatie van de Comanches, zoals beschreven in "Empire of the Summer Moon" van S.C. Gwynne, is zeer accuraat. Het boek werpt een scherp licht op de Comanches als een van de meest formidabele en meedogenloze strijdersstammen op de Noord-Amerikaanse vlaktes, met een enorme impact op Texas en het noorden van Mexico.

Hier zijn enkele redenen waarom de Comanches zo'n gevreesde reputatie hadden:

  1. Meest bekwame ruiters: De Comanches waren ongeëvenaarde ruiters. Ze beheersten het paard tot in de perfectie, en dit gaf hen een enorme militaire voorsprong. Ze konden bliksemsnel toeslaan en verdwijnen, duizenden kilometers afleggen en hun vijanden te paard overtreffen.

  2. Omvangrijk 'rijk' (Comancheria): Ze creëerden een de facto rijk, bekend als Comancheria, dat grote delen van West-Texas, Oost-New Mexico, Zuidoost-Colorado, Zuidwest-Kansas en zelfs delen van Oklahoma omvatte. Binnen dit gebied domineerden ze andere stammen en weerden ze effectief de Spaanse, Mexicaanse en later Amerikaanse expansie af gedurende bijna twee eeuwen.

  3. Brutaliteit van hun raids: De Comanches stonden bekend om de extreme brutaliteit van hun raids. Zoals Gwynne uitgebreid beschrijft, waren moordpartijen, marteling van gevangenen (zowel mannen als vrouwen), groepsverkrachtingen van vrouwen en het doden van baby's veelvoorkomende praktijken. Kinderen werden vaak ontvoerd en geadopteerd in de stam, maar de volwassenen werden zelden gespaard. Dit was deels bedoeld als terreur om de kolonisten angst aan te jagen en hen terug te drijven.

  4. Diepe invallen in Mexico: Hun raids strekten zich diep uit in Mexico, tot wel honderden kilometers onder de Rio Grande. Deze invallen waren gericht op het stelen van paarden en vee, maar gingen ook gepaard met grootschalig geweld en ontvoeringen, waardoor hele grensregio's in Mexico ontvolkt raakten.

  5. Stopzetten van Europese expansie: Ze waren zo effectief in hun oorlogvoering dat ze de noordelijke expansie van de Spanjaarden vanuit Mexico tot stilstand brachten, en later de westwaartse expansie van de Texanen en Amerikanen decennia lang vertraagden. De Comanches waren een belangrijke drijfveer achter de oprichting van de Texas Rangers en de ontwikkeling van de zes-schots revolver (de Colt Paterson en later de Colt Walker), speciaal ontworpen om hen te bestrijden.

Het ontbreken van een "reservaat van betekenis":

De Comanches hebben wel degelijk een reservaat gekregen, namelijk in het huidige Fort Sill, Oklahoma, dat ze deelden met de Kiowa en Kiowa-Apache. Het ontbreken een reservaat  "van betekenis" was in de zin van grootschalige, behouden landrechten, klopt, vooral in vergelijking met sommige andere stammen die grotere, aaneengesloten reservaten kregen.

De redenen hiervoor liggen in:

  • Hun felle weerstand: De Comanches waren de laatsten van de grote Plainsstammen die zich overgaven aan de Amerikaanse overheid. Hun onverzettelijke weerstand en de extreme mate van geweld aan beide zijden van het conflict leidde tot een hardere aanpak van de Amerikaanse kant. Ze werden gezien als een 'oncontroleerbare' stam die met alle middelen onderworpen moest worden.

  • Vernietiging van de bizon: Een cruciale factor in de uiteindelijke onderwerping van de Comanches (en andere Plainsstammen) was de massale slachting van de bizon door blanke jagers. De bizon was hun primaire voedselbron, kleding, onderdak en handelsmiddel. Zonder de bizon stortte hun nomadische levensstijl en hun vermogen om te vechten in elkaar.

  • Verschuiving van beleid: Tegen de tijd dat de Comanches zich uiteindelijk overgaven (de laatste groep onder Quanah Parker in 1875), was het Amerikaanse overheidsbeleid al verschoven van het onderhandelen over grote, semi-onafhankelijke 'Indian Territories' naar een beleid van gedwongen assimilatie en het opbreken van grote reservaten in individuele percelen (zoals de Dawes Act van 1887). Dit betekende dat zelfs de landen die ze wel kregen, later verder werden verkleind en geprivatiseerd.

  • Geen vredesonderhandelingen in de vroege fase: In tegenstelling tot sommige oostelijke stammen die al veel eerder waren geconfronteerd met kolonisten en gedwongen verdragen hadden gesloten (vaak tot hun nadeel, maar die wel leidden tot op zijn minst aanvankelijke toewijzing van land), bleven de Comanches lange tijd de facto onafhankelijk. Toen ze eenmaal onderworpen waren, was de periode van "grote reservaten" al grotendeels voorbij.

Het boek "Empire of the Summer Moon" benadrukt terecht de extreme vechtlust van de Comanches en hun verwoestende impact op de grensregio's, wat uiteindelijk heeft bijgedragen aan de harde realiteit van hun latere reservaatleven en het verlies van hun immense "rijk".

Precolumbiaanse contacten

De komst van de Vikingen in Noord-Amerika, lang voor Columbus, is een van de meest bekende en archeologisch bewezen voorbeelden van precolumbiaans trans-oceanisch contact.

Hier zijn de belangrijkste punten over de Vikingen en hun bezoek aan Noord-Amerika:

  • Leif Erikson en Vinland: Rond het jaar 1000 n.Chr. leidde de Noorse ontdekkingsreiziger Leif Erikson, zoon van Erik de Rode (de stichter van de Groenlandse Vikingkolonie), een expeditie naar Noord-Amerika. Hij noemde het land "Vinland" (wijnland), mogelijk vanwege de druiven of bessen die ze daar vonden.

  • Archeologisch Bewijs: L'Anse aux Meadows: Het definitieve bewijs voor de aanwezigheid van Vikingen in Noord-Amerika kwam in 1960 met de ontdekking van een Vikingnederzetting in L'Anse aux Meadows op Newfoundland, Canada. Deze site werd opgegraven door het Noorse echtpaar Helge Ingstad en Anne Stine Ingstad. De overblijfselen omvatten onder andere de fundamenten van huizen in Vikingstijl, een smederij, en Noorse artefacten zoals een spinklosje, een bronzen speld en ijzeren klinknagels. De koolstofdatering van het houtwerk van de structuren bevestigde dat de nederzetting rond het jaar 1000 n.Chr. dateerde. De site staat nu op de UNESCO Werelderfgoedlijst.

  • Saga's als Historische Bronnen: De Vikingreizen naar Noord-Amerika werden vastgelegd in twee belangrijke IJslandse saga's: de Saga van Erik de Rode en de Groenlendinga Saga. Hoewel deze saga's elementen van mythe en legende bevatten, hebben de archeologische vondsten in L'Anse aux Meadows veel van hun beschrijvingen van de geografie en de gebeurtenissen gevalideerd. De saga's vertellen ook over ontmoetingen (zowel vreedzaam als gewelddadig) met inheemse volkeren, die zij "Skraelings" noemden.

  • Kortstondig Verblijf: De Vikingnederzettingen in Noord-Amerika waren echter van korte duur. De redenen hiervoor zijn waarschijnlijk een combinatie van factoren:

    • Vijandigheid met inheemse volkeren: De Skraelings waren talrijk en boden weerstand.

    • Logistieke uitdagingen: De lange afstanden vanaf Groenland en de weersomstandigheden maakten bevoorrading moeilijk.

    • Beperkte middelen: Groenland zelf was al een marginale kolonie.

    • Geen behoefte aan expansie: De belangrijkste drijfveren voor de Vikingexpansie (landhonger, buit) waren in Noord-Amerika mogelijk minder urgent dan elders.

Andere Mogelijke Precolumbiaanse Contacten:

Naast de Vikingen zijn er speculaties over andere precolumbiaanse contacten, hoewel het bewijs hiervoor veel minder concreet is en vaak controversieel:

  • Polynesiërs: Er is genetisch, archeologisch en linguïstisch bewijs dat suggereert dat Polynesische zeevaarders mogelijk contact hebben gehad met Zuid-Amerikaanse volkeren. De aanwezigheid van de zoete aardappel (die van Zuid-Amerikaanse oorsprong is) in Polynesië lang voor Columbus, en genetische sporen van inheemse Amerikanen in oude Polynesische overblijfselen, zijn intrigerende aanwijzingen.

  • Afrikaanse Zeelieden: Sommige theorieën, gebaseerd op historische verslagen en mondelinge overleveringen, suggereren dat Afrikaanse zeelieden (met name uit Mali, onder leiding van Abu Bakr II in de 14e eeuw) de Atlantische Oceaan zouden hebben overgestoken. Het bewijs hiervoor is echter schaars en niet overtuigend voor de meeste historici en archeologen.

  • Chinese ontdekkingsreizigers: De theorie dat Chinese admiraal Zheng He Amerika bereikte in de vroege 15e eeuw (de zogenaamde "1421-theorie" van Gavin Menzies) wordt door de academische gemeenschap algemeen afgewezen als pseudogeschiedenis, vanwege het gebrek aan betrouwbaar bewijs.

Maar met de Vikingen is het verhaal duidelijk: hun aanwezigheid in Noord-Amerika is een van de best gedocumenteerde feiten van precolumbiaans contact, verankerd door robuust archeologisch bewijs.

De afkomst van de precolumbiaanse bevolking in Amerika


Er is uitgebreid genetisch onderzoek gedaan naar de afkomst van de precolumbiaanse bevolking in Amerika, en de conclusie van een migratie vanuit Siberië is zeer sterk en wordt breed ondersteund.

Dit is hoe genetisch onderzoek de theorie van de Siberische migratie bevestigt:

1. Mitochondriaal DNA (mtDNA) en Y-chromosoom DNA:

  • Haplogroepen: Onderzoekers hebben de haplogroepen (specifieke genetische mutaties die van generatie op generatie worden doorgegeven) van inheemse Amerikanen en Siberiërs vergeleken. De resultaten tonen een sterke genetische overeenkomst.

  • Specifieke Haplogroepen: Bepaalde haplogroepen, zoals A2, B2, C1 en D1, komen bijna uitsluitend voor bij inheemse Amerikaanse bevolkingsgroepen en inheemse volkeren in Siberië en Oost-Azië. Dit sterke genetische spoor levert onweerlegbaar bewijs voor een gemeenschappelijke voorouderlijke lijn.

  • Timing: De mutatiesnelheid van DNA maakt het mogelijk om de datum van de splitsing tussen populaties te schatten. De analyse van deze haplogroepen duidt erop dat de afsplitsing van de Siberische populatie zo'n 15.000 tot 20.000 jaar geleden heeft plaatsgevonden, wat overeenkomt met de geschatte tijd van de migratie over de Beringlandbrug.

2. Oude DNA-analyse:

  • Opgravingen: De analyse van DNA uit zeer oude skeletten en mummies in Amerika heeft het verhaal verder verfijnd. Het DNA van een 11.500 jaar oude baby uit Alaska, bijvoorbeeld, toonde een voorheen onbekende bevolkingsgroep aan die zich afscheidde van de hoofdlijn van de inheemse Amerikanen, de "Oude Beringiërs". Dit bewijst dat de migratie niet één simpele gebeurtenis was, maar een complex proces met verschillende takken.

  • Genetische vermenging: Oude DNA-analyse heeft ook aangetoond dat er een genetische vermenging plaatsvond tussen de Siberische voorouders en een oudere, uitgestorven populatie die verwant was aan Europeanen. Dit is te zien in een 24.000 jaar oud skelet uit Siberië dat zowel Oost-Aziatische als West-Europese genen vertoont, wat aantoont dat de voorouders van de inheemse Amerikanen een genetisch diverse bevolkingsgroep waren.

3. Meerdere migratiegolven:

  • Hoewel de 'eerste golf' via de Beringlandbrug het meest besproken is, toont recenter genetisch onderzoek aan dat er mogelijk meerdere migratiegolven hebben plaatsgevonden. Sommige haplogroepen suggereren bijvoorbeeld een latere, afzonderlijke migratie voor de voorouders van volkeren die Na-Dené-talen spreken (zoals de Navajo en de Apache).

De zekerheid van de theorie:

De theorie van een migratie vanuit Siberië over de Beringlandbrug wordt niet langer gezien als slechts een hypothese. Het is een fundamenteel onderdeel van de wetenschappelijke consensus, ondersteund door een combinatie van bewijs uit de genetica, archeologie, geologie en taalkunde. De reis vanuit Siberië wordt door de wetenschappelijke gemeenschap als een vaststaand feit beschouwd. De details van de reis (aantal golven, timing, specifieke routes) zijn nog steeds onderwerp van onderzoek, maar de algemene conclusie is onbetwist.

dinsdag 15 juli 2025

Paarden zijn Amerikaans


De evolutionaire paradox

  1. Paarden zijn oorspronkelijk Amerikaans: De evolutie van de paardenfamilie () begon in Noord-Amerika. Vele miljoenen jaren geleden ontwikkelden zich hier de voorlopers van het moderne paard, en migreerden ze van daaruit via de Beringlandbrug (die nu de Beringstraat is) naar Eurazië.

  2. De uitsterving in Amerika: Aan het einde van de laatste ijstijd, zo'n 10.000 tot 12.000 jaar geleden, stierven paarden en vele andere grote zoogdieren (de zogenaamde megafauna, zoals mammoeten en sabeltandtijgers) uit in Noord- en Zuid-Amerika. De exacte oorzaak hiervan is nog steeds een onderwerp van debat onder wetenschappers, maar de meest geaccepteerde theorieën wijzen op een combinatie van twee factoren:

    • Klimaatverandering: De snelle opwarming aan het einde van de ijstijd veranderde de leefomgeving drastisch, wat leidde tot het verdwijnen van de open graslanden waar paarden van afhankelijk waren.

    • Menselijke jacht: De komst van de eerste mensen (via de Beringlandbrug) viel samen met het uitsterven van de megafauna. Er wordt gedacht dat de jachtdruk van deze nieuwe, efficiënte jagers een rol heeft gespeeld bij het verdwijnen van paarden. Omdat de paarden geen natuurlijke angst hadden voor mensen, waren ze waarschijnlijk een relatief gemakkelijke prooi.

De rol van de honden

Toen de eerste mensen de Beringlandbrug overstaken, brachten ze hun gedomesticeerde honden mee. Honden werden in precolumbiaanse culturen inderdaad gebruikt als lastdieren, vooral door de Plains-indianen voordat de Spanjaarden de paarden herintroduceerden. Ze gebruikten daarvoor een soort slede genaamd een travois, die door honden werd getrokken.

De herintroductie van het paard

Paarden keerden pas terug naar het Amerikaanse continent in de 16e eeuw, met de komst van de Spaanse conquistadores, zoals Cortés. De paarden die zij meenamen, ontsnapten of werden door de inheemse bevolking overgenomen. Dit leidde tot de ontwikkeling van de beroemde mustangpopulaties en veranderde het leven van de inheemse stammen dramatisch, vooral die op de vlakten. Paarden stelden hen in staat om veel efficiënter te jagen op bizons en vergrootten hun mobiliteit, wat een enorme invloed had op hun cultuur, oorlogsvoering en handel.

Kortom, het paard is een van de weinige dieren die een complete evolutionaire "reis" heeft afgelegd: geëvolueerd in Amerika, gemigreerd naar de Oude Wereld, daar gedomesticeerd, en vervolgens weer naar Amerika gebracht door de mens. Het is een zeldzaam en fascinerend verhaal in de geschiedenis van de aarde.

Gevaarlijke dieren in Europa


Het verschil in de aanwezigheid van gevaarlijke en giftige dieren tussen Europa en bijvoorbeeld Australië, Afrika en Azië heeft te maken met een combinatie van geografische, evolutionaire en klimatologische factoren.

Hier zijn de belangrijkste redenen:

1. Klimaat en geografische geschiedenis

  • IJstijden: Een van de meest doorslaggevende factoren is de geschiedenis van de ijstijden in Europa. Grote delen van Europa werden bedekt door gletsjers, die een extreem koud en onherbergzaam klimaat veroorzaakten. Veel diersoorten, vooral koudbloedige dieren zoals reptielen en amfibieën (waaronder veel giftige slangen en spinnen), konden hier niet overleven of werden gedwongen naar het zuiden te migreren.

  • Herbevolking: Na de laatste ijstijd (ongeveer 10.000 jaar geleden) werd Europa geleidelijk opnieuw bevolkt door dieren vanuit het zuiden en oosten. De dieren die terugkeerden waren voornamelijk soorten die beter bestand waren tegen kou en minder afhankelijk waren van specifieke, warme habitats. De extreem giftige soorten die in warmere klimaten gedijen, hebben Europa nooit in grote aantallen kunnen herkoloniseren.

2. Afstand en isolatie

  • Geografische barrières: Europa is in het zuiden en oosten afgesloten door grote bergketens (zoals de Alpen) en zeeën, wat de migratie van soorten vanuit warmere, meer biodiverse regio's heeft bemoeilijkt.

  • Australië en isolatie: Australië daarentegen heeft een lange geschiedenis van geografische isolatie. Dit heeft geleid tot een unieke evolutie van de fauna, waarbij roofdieren en prooien zich onafhankelijk hebben ontwikkeld. In deze "wapenwedloop" hebben veel giftige soorten, zoals slangen en spinnen, een extreem krachtig gif ontwikkeld om hun prooien te vangen en zich te verdedigen tegen roofdieren.

3. Biodiversiteit en "wapenwedloop"

  • Concurrentie: In warmere, tropische en subtropische gebieden is er een veel grotere concurrentie voor voedsel en leefgebied. Het ontwikkelen van krachtig gif is een effectieve strategie om te overleven in deze omgevingen.

  • Evolutie: Gif is een kostbare biologische investering. Alleen als de ecologische druk hoog genoeg is, loont het om te evolueren naar een dodelijkere variant. In Europa, waar de ecologische druk en concurrentie lager waren door de ijstijden, was deze evolutionaire "noodzaak" minder aanwezig.

4. Menselijke invloed

  • Landbouw en urbanisatie: In Europa is de menselijke impact op de natuur al duizenden jaren aanwezig. Veel grote roofdieren en potentiële gevaarlijke dieren, zoals wolven, beren en lynxen, zijn in de loop der eeuwen sterk in aantal afgenomen of verdwenen uit veel gebieden. Dit heeft de aanwezigheid van gevaarlijke dieren verder verminderd.

Conclusie

De relatieve afwezigheid van dodelijke dieren in Europa is dus geen toeval. Het is het resultaat van een samenspel van factoren, waarbij de ijstijden de belangrijkste rol hebben gespeeld door de fauna te decimeren en de herbevolking te beperken tot voornamelijk niet-giftige en niet-gevaarlijke soorten. Dit staat in schril contrast met de lange, ononderbroken evolutionaire geschiedenis in tropische en subtropische gebieden, waar de "wapenwedloop" tussen roofdier en prooi heeft geleid tot de ontwikkeling van extreem krachtige en dodelijke verdedigingsmechanismen.

dinsdag 18 februari 2025

De Golf van Mexico



De naam Amerika is afgeleid van de voornaam van de Italiaanse ontdekkingsreiziger Amerigo Vespucci (1454–1512). Vespucci was een van de eerste Europeanen die suggereerde dat de landmassa's die door Christoffel Columbus en andere ontdekkingsreizigers waren gevonden, geen deel uitmaakten van Azië, maar een "Nieuwe Wereld" waren.

De Duitse cartograaf Martin Waldseemüller bracht in 1507 een wereldkaart uit waarin hij deze nieuwe landmassen "America" noemde, naar Amerigo Vespucci. Waldseemüller was onder de indruk van Vespucci's geschriften en kaarten, waarin hij de kustlijnen van Zuid-Amerika beschreef. Hoewel Columbus eerder Amerika had bereikt (in 1492), werd Vespucci's naam gebruikt omdat zijn werk de nieuwe ontdekkingen beter bekendmaakte in Europa.

Later werd de naam America uitgebreid naar zowel het noordelijke als het zuidelijke continent, wat leidde tot de termen Noord- en Zuid-Amerika, of America Septentrionalis  en America Australis.

In 1519 bereikte de Spaanse conquistador Hernán Cortés de oude Azteekse hoofdstad Tenochtitlan. Na een lange belegering gaf de stad zich in 1521 over. Daarna werd Tenochtitlán Mexico-stad, de hoofdstad van het onderkoninkrijk Nieuw-Spanje.

De naam Mexico vindt zijn oorsprong in de Nahuatl-taal, die werd gesproken door de Azteken (of Mexica). Het woord is afgeleid van "Metztli" (maan), "Xictli" (navel of centrum) en "-co" (plaats). Samen vormt dit "Mēxihco", wat zoiets betekent als "plaats in de navel van de maan" of "plaats in het midden van het meer van de maan". Dit verwijst naar de ligging van Tenochtitlán, de hoofdstad van het Azteekse Rijk, die in het midden van het Texcocomeer lag.

Toen de Spanjaarden in de 16e eeuw arriveerden, verbasterden zij de naam tot "México", wat uiteindelijk de naam werd voor het hele land. De naam is dus diep geworteld in de pre-Spaanse geschiedenis en cultuur van de regio. Pas na de onafhankelijkheid van Spanje werd het land genoemd naar de hoofdstad,  namelijk : Mexico.

De Golf van Mexico (Engels: Gulf of Mexico, Spaans: Golfo de México) is een grote zeeboezem in het westelijke deel van de Atlantische Oceaan. Het wordt omringd door de zuidelijke kust van de Verenigde Staten (nu Texas, Louisiana, Mississippi, Alabama en Florida), het oosten van Mexico en het noordwesten van Cuba. 

De naam Golfo Mexicano, Sinus Mexicanus of Golfo de Mexico vinden we op de meeste oude kaarten. Ook op de wereldkaart uit 1569 van Mercator !